Gedurende de laatste helft van de 17de en een groot deel van de 18de eeuw gold, voor zover men aan de zaak aandacht schonk, de Sinamarie als de oostelijke grens van Suriname. In verband met de giftbrief van Karel II van Engeland aan Sir Francis Willoughby, stond het in elk geval vast, dat de nederzettingen zich uitstrekten tot over de rechteroever van de Marowijne. Van Nederlandse kant heeft men evenwel stilzwijgend toegelaten dat reeds kort na het midden van de 18de eeuw de Fransen aan de rechteroever van de Marowijne een militaire post vestigden en zo werd langzamerhand van beide zijden deze rivier als de grens beschouwd. In de enige bekende officiële omschrijving van het grondgebied van de kolonie wordt dan ook de Marowijne als oostelijke grens genoemd.In 1860 was van Franse zijde de vraag geopperd of de Lawa dan wel de Tapanahony als de hoofdrivier was te beschouwen. Een Frans-Nederlandse commissie nam in 1861 de beide rivieren op en kwam tot het besluit dat de Lawa de hoofdrivier was. Daarbij bleef het, totdat in 1885 in het gebied tussen de beide genoemde rivieren goud ontdekt werd. Zoals te verwachten was ontstond toen een grensgeschil. Om aan het geschil een einde te maken sloten de beide mogendheden op 29 november 1888 een overeenkomst, waarbij bepaald werd dat het geschil aan de uitspraak van een scheidsrechter zou worden onderworpen. Deze scheidsrechter, tsaar Alexander III van Rusland, besliste dat de Lawa als de grensrivier moest worden beschouwd, dus in het voordeel van Suriname.
De uitspraak luidt vertaald:
Wij, Alexander III, bij de gratie Gods, Keizer aller Russen. De Regeeringen van de Fransche Republiek en die der Nederlanden, besloten hebbende, naar de bepalingen van een tusschen deze Staten gesloten overeenkomst van 29 November 1888, om in der minne uit te maken een bestaand geschil omtrent de grenzen hunner respectieve koloniën, Fransch-Guyana en Suriname, en de beslissing op te dragen aan een scheidsrechter, hebben Ons verzocht deze arbitrage te aanvaarden;
Willende beantwoorden aan het Ons door de in geschil zijnde mogendheden betoond vertrouwen en van de beide regeeringen de verzekering ontvangen hebbende, dat Onze uitspraak zou worden beschouwd als hoogste uitspraak, zonder eenig beroep en dat zij zich daaraan zonder eenig voorbehoud zouden onderwerpen, hebben Wij de taak op Ons genomen als scheidsrechter het geschil dat tusschen haar bestaat, op te lossen en alzoo houden Wij voor juist de volgende uitspraak:
Overwegende, dat de conventie van 28 Augustus 1817, waarbij de voorwaarden worden bepaald van de teruggave van Fransch-Guyana aan Frankrijk door Portugal, nimmer door de Nederlanden is erkend;
dat daarenboven die conventie niet zou kunnen dienen tot grondslag van een oplossing van de quaestie waarover geschil, daar toch Portugal, dat, krachtens het verdrag van Utrecht in 1713, een deel van Fransch-Guyana in bezit nam, aan Frankrijk in 1815 niet meer kon teruggeven dan aan dat Rijk was afgestaan; terwijl immers de grenzen van dit grondgebied in het verdrag van Utrecht van 1713 nergens omschreven zijn;
Overwegende, ten andere:
Dat het Nederlandsche Gouvernement, gelijk dit bewezen wordt door de feiten, niet weersproken door de Fransche regeering, op het einde van de vorige eeuw militaire posten aan de Lawa bezet had;
dat de Fransche autoriteiten in Guyana menigmaal hebben erkend, dat de negers, wonende op het betwiste grondgebied, middellijk en onmiddellijk afhankelijk waren van het Nederlandsche gezag, en dat die autoriteiten met inlandsche stammen, dat grondgebied bewonende, niet in onderhandeling traden dan door bemiddeling en in tegenwoordigheid van een vertegenwoordiger van de Nederlandsche autoriteiten;
dat zonder tegenspraak tusschen de beide belanghebbende Staten vaststaat, dat de Marowijne van haar bron af, als grens moet beschouwd worden van hun respectieve koloniën;
dat de gemengde Commissie van 1861 gegevens heeft verzameld ten gunste der erkenning van de Lawa als bovenloop van de Marowijne;
Op deze gronden:
Verklaren Wij dat de Lawa moet beschouwd worden als grensstroom, dienende tot grens van de beide bezittingen.
Uit hoofde van deze scheidsrechterlijke uitspraak moet het grondgebied boven de samenvloeiing van Lawa en Tapanahony voortaan toebehooren aan de Nederlanden, zonder inbreuk evenwel op de bonafide verkregen rechten van Fransche onderdanen op het grondgebied, dat in geschil is geweest.
—
Gegeven te Gatchina, den 13/25 Mei 1891.
(w.g.) ALEXANDER.
Gecontrasigneerd: Giers.
Nu was vastgesteld dat de Lawa de hoofdrivier is, begon de discussie over de vraag of de Itani dan wel de Marowijnekreek de voortzetting van de Lawa is. Dit grensgeschil is tot op heden nog niet opgelost.
Op 30 september 1915 werd een nader verdrag over de grens met Frankrijk ondertekend. Op 15 maart 2021 is dit verdrag aangevuld met een protocol, dat de grens tot aan het eiland Antecume Pata vaststelt. Over het geschil over de vraag of de Itani dan wel de Marowijnekreek de voortzetting van de Lawa is volgen nog nadere onderhandelingen.