De grens tussen Brazilië en Suriname heeft een lengte van 593 kilometer. Het is de kortste internationale grens die Brazilië heeft met zijn buurlanden. De Surinaamse kant van de grens ligt geheel in Sipaliwini, het grootste district van het land, een laagbevolkt deel van Suriname hoofdzakelijk bedekt door tropisch regenwoud. De Braziliaanse kant van de grens wordt bijna volledig ingesloten door Pará, eveneens hoofdzakelijk bedekt met regenwoud, met slechts 52 km van de grens in het oosten met Amapá. Aan de Surinaamse kant van de grens is Kwamalasamoetoe de dichtstbijzijnde plaats.
Het grensgebied tussen Brazilië en Suriname is heel geïsoleerd, met slechts enkele inheemse dorpen aan de rivieroevers. Er lopen geen geasfalteerde wegen over de grens, er zijn ook geen officiële grensposten.
Alleen de grens met Brazilië is sinds 1906 onbetwist.
De zuidelijke grens wordt - volgens het op 5 mei 1906 te Rio de Janeiro tussen Nederland en Brazilië gesloten Verdrag tot regeling der grens tusschen Suriname en Brazilië, goedgekeurd bij de wet van 11 juli 1908, gevormd "door de lijn der waterscheiding tusschen het stroomgebied der Amazone, in het Zuiden, en de bekkens der waterstroomen, die zich noordwaarts in den Atlantischen Oceaan uitstorten".
Het Verdrag tot regeling der grens tusschen Suriname en Brazilië is een verdrag tussen Nederland en Brazilië uit 1906 dat sindsdien de zuidgrens bepaalt van Suriname met Brazilië. Het verdrag werd op 5 mei 1906 getekend en in 1908 in beide landen geratificeerd.
De grens werd neergelegd tussen Frans-Guyana naar Brits-Guyana; Brazilië kwam de grenslijnen met die twee kolonies ervoor overeen. De grens loopt tussen de waterscheiding van het Amazonebekken in het zuiden en de rivieren die naar de Atlantische Oceaan stromen in het noorden. De grens is na de Surinaamse onafhankelijkheid ongewijzigd van kracht gebleven.
De grens is niet afgebakend en loopt door nagenoeg ondoordringbaar oerwoud. Wel werden er door de grenscommissie 60 markeringen langs de grens aangebracht. In 1936 is met drie expedities de zuidgrens nader vastgelegd.
Vroege koloniale buitenposten in Zuid-Amerika, vooral in de Guyana's, waren grotendeels beperkt tot de kust en rivieren. Het dichte Amazone-regenwoud was moeilijk te doorkruisen. Dit leidde ertoe dat de grenzen tussen de binnengebieden van het Amazonegebied van Suriname, toen een kolonie van Nederland, en Brazilië pas enkele eeuwen na de ontdekking werden afgebakend.
Interesse om formeel te bepalen waar de grens tussen de twee naties lag, begon in de tweede helft van de 19e eeuw met onderhandelingen tussen Venezuela, Engeland, Frankrijk en Brazilië over de grenzen van Brits-Guiana en Frans-Guyana. De Nederlanders hadden vriendschappelijke betrekkingen met Brazilië onderhouden sinds de onafhankelijkheid van Portugal en verzochten te wachten met het definiëren van hun gedeelde grens om de onderhandelingen van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk niet te verstoren, die geïnteresseerd waren in het niet-opgeëiste Amazonegebied. Nadat Brazilië verdragen had ondertekend met Frankrijk (1900) en het Verenigd Koninkrijk (1904) om zijn noordelijke grenzen te definiëren, ondertekenden de Nederlanders op 5 mei 1906 het grensverdrag met Brazilië. Dit verdrag werd op 15 september 1908 in Den Haag bekrachtigd.
De instelling van twee commissies, een Braziliaanse en een Nederlandse, die zouden samenwerken om de grens af te bakenen, werd op 22 september 1931 ondertekend, maar de instelling ervan werd uitgesteld tot 1934. De Nederlandse commissie stond onder leiding van de Nederlandse viceadmiraal Conrad Carel Käyser en de Braziliaan Brás de Aguiar. De twee commissies kwamen op 30 april 1938 in Belém tot een concessie met hun rapport waarin stond dat de grens 593 kilometer meet en dat er 59 grenspalen waren geplaatst om deze te markeren.
G.B. 1909 no. 31