Augusta Curiel werd geboren op 14 december 1873. Ze woonde samen met haar oudere zus Elisabeth (1869-1937) en jongere zus Anna Jacoba (1875-1958) aan de Domineestraat 28 in Paramaribo. De zussen bleven ongehuwd en waren bekend als 'de gezusters' of 'de dames Curiel'. Op het achtererf van hun woning bevond zich een bijgebouw dat diende als werk- en opslagruimte. Augusta werkte nauw samen met Anna, die haar assisteerde bij het fotograferen en verantwoordelijk was voor het ontwikkelen en afdrukken van de foto's. Elisabeth beheerde het huishouden.
Hun moeder, Henriëtte Paulina Petronella Curiel (1841-1901), werd geboren in slavernij. Haar vader, Mozes Curiel (1801-1871), een Amsterdamse Portugees-Joodse immigrant, verwekte zeven kinderen bij de slavin Elisabeth Nar (ca. 1801-1881). Na hun huwelijk kregen Henriëtte en haar broers en zussen de achternaam Curiel. Henriëtte kreeg vier kinderen, maar er is geen informatie bekend over hun vader. Het gezin woonde in de Gravenstraat en was lid van de Evangelisch-Lutherse kerk. Ze behoorden tot de hogere klasse van de Surinaamse samenleving, wat blijkt uit hun vriendschappen met prominente figuren zoals prof. Gerold Stahel, Statenlid Julius Muller en predikant ds. C. Hoekstra. Hoekstra, een amateurfotograaf, inspireerde de zussen waarschijnlijk om een professionele fotozaak te starten.
Naast haar zussen had Augusta een broer, Adolf Curiel (1867-1934), een succesvolle zakenman en lid van de Koloniale Staten van Suriname tussen 1910 en 1920. Zijn positie en connecties hielpen vermoedelijk bij het verkrijgen van opdrachten.
In 1904 richtten Augusta en Anna een fotozaak op in een bijgebouw achter hun huis. Ze werden al snel een gevestigde naam en kregen opdrachten van zowel particulieren als officiële instanties. Gouverneur Rutgers diende in 1928 een verzoek in om Augusta tot hofleverancier te benoemen, waarbij hij haar vakmanschap en de betrouwbaarheid van de fotozaak prees. Op 31 augustus 1929, de verjaardag van koningin Wilhelmina, werd deze eer officieel toegekend.
Augusta overleed in 1937 en werd begraven op de begraafplaats Oud Lina's Rust in Paramaribo, waar haar grafsteen het Wapen van het Koninkrijk der Nederlanden draagt. Na haar overlijden ging de zaak achteruit. Anna zette het bedrijf voort met de assistentie van L. Duttenhöfer, maar de kwaliteit van de foto's verminderde. In 1952 verkocht Anna de fotozaak en het woonhuis, waarna veel administratie en fotografisch werk verloren ging. Anna overleed in 1958, lichamelijk aangetast door jarenlang werken met fotochemicaliën.
Augusta werkte met een platencamera op statief en gebruikte glasnegatieven van 18 × 24 cm of 13 × 18 cm. In haar vroege jaren voorzag ze de foto's van een emulsielaag en beschermde ze met vernis. Later werden kant-en-klare negatieven ingekocht. De materialen, zoals chemicaliën, afdrukpapier en lijsten, werden bij de groothandel aangeschaft. Haar foto's kenmerken zich door scherpte en helderheid, ondanks de lange belichtingstijden. Augusta werkte met een statief en zonder belichtingsmeter, en nam zowel binnen- als buitenfoto’s. Het ontwikkelen en afdrukken gebeurde ’s avonds, waarbij de temperatuur werd gereguleerd met staven ijs.
De afdrukken werden op karton geplakt met de naam 'Augusta Curiel' en na 1929 met het predicaat hofleverancier. Klanten ontvingen meestal drie afdrukken en konden later nabestellingen doen. De glasnegatieven werden zorgvuldig bewaard en geregistreerd.
Augusta werkte uitsluitend in opdracht en fotografeerde een breed scala aan onderwerpen, zoals groepsportretten, trouwfoto’s, klassenfoto’s en officiële evenementen. Ze legde onder andere de aankomst en het vertrek van gouverneurs en andere hoogwaardigheidsbekleders vast, evenals jubilea en feestelijke openingen. Haar foto's tonen ook het leven op plantages en belangrijke infrastructuurprojecten, zoals de aanleg van de Lawaspoorweg.
In 1913 leverden de zussen foto's voor de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913 in Amsterdam, waarin het werk van vrouwen in Suriname werd belicht. In 1923 boden ze koningin Wilhelmina een fotoalbum aan met stadsgezichten, plantages en verschillende bevolkingsgroepen, bewaard in het Koninklijk Huisarchief.
Ze werkten samen met wetenschappers zoals prof. Stahel, en hun foto’s verschenen in publicaties zoals Onze West in Woord en Beeld (1917) en het tijdschrift Tropisch Nederland (1928-1940). Daarnaast werden hun prentbriefkaarten uitgegeven door onder andere C. Kersten & Co in Suriname en E. Ritter in Nederland.
Het werk van Augusta en Anna Curiel heeft een belangrijke historische waarde. Hun foto’s geven een uniek en gedetailleerd beeld van Suriname in de eerste decennia van de twintigste eeuw. Doordat ze in opdracht werkten, tonen de beelden vooral de formele, welgestelde en georganiseerde kanten van de samenleving. Ondanks het verlies van veel origineel materiaal zijn ongeveer 1200 foto's bewaard gebleven. In 2007 werd een fotoboek gepubliceerd met 238 afbeeldingen, grotendeels afkomstig uit de collectie glasnegatieven van het Surinaams Museum en het Tropenmuseum in Amsterdam.