Trefossa, pseudoniem van Henri Frans de Ziel, (Paramaribo, 15 januari 1916 — Haarlem, 3 februari 1975) was een Surinaams dichter en Surinamist.
De Ziel werkte als onderwijzer. In het maandblad Foetoeboi (Loopjongen) van J.G.A. Koenders verscheen in 1949 zijn gedicht 'Bro' (Adem). Met een Sticusa-opdracht verbleef hij van 1953 tot 1956 in Nederland. Daar verscheen in 1957 Trotji (Voorzang) waarin hij aantoonde hoe een subtiele poëzietaal het Sranan kan opleveren. Zijn inspirerend voorbeeld werd door velen gevolgd, maar de verstilling, bezinning en subtiliteit van zijn vers vindt men bij weinigen.
Trefossa mijmert over de schoonheid van zijn land en dat wat daaraan afbreuk doet, maar liever dan een plaats op de barricaden is hem de droom, de bespiegeling, de rust. Terug in Suriname maakte hij deel uit van de redactie van de tijdschriften Tongoni (1958-1959) en Soela (1962-1964). Hij was kort directeur-bibliothecaris van het Cultureel Centrum Suriname (CCS). Later ging hij weer naar Nederland om aan de uitgave van de geschriften van Johannes King te werken.
In 1977 verscheen Ala poewema foe Trefossa (Alle gedichten van Trefossa). Zijn poëzie is subliem, maar zijn neoromantische proza - het verhaal 'Maanavonden' verscheen in Suriname-Zending van oktober 1944 en werd herdrukt in het Sranan in Tongoni 2 en in het Nederlands in de bloemlezing Kri, kra! (1972) - lijdt aan overcompactheid: een teveel aan informatie in een te kort bestek.
Trefossa schreef nog meer kort proza, dat werd gebundeld in een speciaal nummer van het tijdschrift Mutyama (1990).
Op 21 november 2005 werd door de president van Suriname een monument voor Trefossa onthuld aan de Dr. Sophie Redmondstraat in Paramaribo. De urnen met de as van de dichter en zijn vrouw, Hulda Walser, werden op die dag bijgezet. Deze werd later verplaatst naar de Kleine Combéweg, naast het Onafhankelijkheidsplein.
Paspoort Henri de Ziel 1953
Trefossa speelde overigens niet alleen een belangrijke rol in de Surinaamse literatuur. Hij was geboren als Henri de Ziel, en in zijn paspoort stond ‘onderwijzer’.
Het is mooi om te zien hoe hij als scholier al grote waarde hechtte aan het onderwijs. In dagboeken uit 1934 beschrijft hij de gang van zaken op school in detail en soms met nauwverholen ergernis wanneer het niveau van de les niet hoog genoeg was (of wanneer zijn eigen resultaten hem tegenvielen). ‘Eindelijk eens een vraag gehad op de scheikundeles’, noteerde hij dan. Of ‘toch meer van mezelf verwacht’. Hij stelde hoge eisen: aan zichzelf en aan school. Op 5 mei 1934 spreekt hij zichzelf toe: ‘Wat ’t leven aan lijden geeft is slechts een schijntje van wat ’t lijden aan ’t leven geeft’:
Dit ‘levensmotto’ nam hij ter harte, en zijn ergernis over het onderwijs ging hij te lijf door zelf als onderwijzer aan de slag te gaan. Drie jaar na de dagboekfragmenten waarin hij zichzelf aanspoort, staat hij voor de klas en hij bleef zijn hele leven betrokken bij het onderwijs, niet alleen als docent, maar ook in een adviserende rol. Als Trefossa had hij betekenis voor de literatuur, als Henri de Ziel droeg hij eraan bij dat lessen in Suriname zich steeds meer van het Nederlandse stempel wisten te ontdoen.
Ook hij ging naar Nederland, waar hij aanvullende onderwijsaktes haalde en een bibliothecarisdiploma. De onderwijzer had grote plannen. Met de opgedane bagage keerde hij terug naar zijn vaderland, met ideeën over het belang van een andere taal dan het Nederlands als manier voor de Surinaamse cultuur om zich te uiten.
vanaf 1940 mocht De Ziel zich officieel onderwijzer noemen
dagboek van De Ziel 1934
5 - 16 mei 1934
Trefossa’s rol was van grote betekenis. Als dichter, als onderwijzer en als iemand die nadacht over de ware betekenis van onafhankelijkheid. Bovendien leverde hij een concrete bijdrage in de ontwikkeling naar een onafhankelijk Suriname. Hij kreeg de opdracht om de tekst van het volkslied aan te passen aan de veranderende werkelijkheid. Dat wil zeggen – van het officieuze volkslied. Want het Wilhelmus was natuurlijk ‘gewoon’ het volkslied in dit deel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar met de nieuwe status in 1954 ontstond begrijpelijkerwijs de wens een eigen volkslied te hebben.
Het officieuze volkslied ‘Suriname’s Trotsche Stromen’ (1893), geschreven door de lutherse predikant Cornelis Atses Hoekstra op een melodie uit 1876 van J.C. de Puy, werd vooral op de zondagscholen gezongen.
Onderwijsinspecteur Anton Leeuwin verdiepte zich in de materie en achterhaalde informatie over De Puy, die de muziek van diverse liederen op zijn naam had: kerkgezangen voornamelijk, zoals ‘Heerlijk klonk het Lieder der Engelen’, ‘Kribbe en kruis’ – en daar paste het gedragen ‘Suriname’s Trotsche Stromen’ wel bij.
De oorspronkelijke tekst van dominee Hoekstra was in de twintigste eeuw niet langer bruikbaar. Minister van opbouw Frank Essed gaf Trefossa in 1959 de opdracht om iets te maken wat voortbouwde op het traditionele volkslied en wat bovendien paste bij een eigen culturele identiteit. Dat de eerste strofe onmiddellijk sneuvelde, is niet verbazingwekkend. De regels ‘Mochten weer de vloten varen, dat de handel welig bloei, dat fabrieken welvaart baren, dat hier alles welig groei’ beschrijven Suriname als plantagekolonie, die puur om de winst voor Nederland draaide, waarvan in Suriname alleen de planters profiteerden.
De tweede strofe was bruikbaar, maar toch niet helemaal: Trefossa veranderde meer dan de helft van de regels. De oorspronkelijke versie was een beetje nietszeggend. Trefossa verwijderde de koloniale hogeborstzetterij, en schoof de geschiedenis naar voren:
"Hoe wij hier ook samen kwamen, Aan zijn grond zijn wij verpand"
Belangrijker nog dan zijn redactie op de Nederlandstalige tekst, is de tweede strofe in Sranan Tongo die inhoudelijk sterk aansluit op de eerste strofe: geen letterlijke vertaling, maar een vrije bewerking. De tweede strofe luidt:
"Opo kondreman oen opo!
Sranan gron e kari oen
Wans ope tata komopo
Wi moe seti kondre boen
Stre de f'stre wi no sa frede
Gado de wi fesi man
Eri libi te na dede
Wi sa feti gi Sranan."
Trefossa had een melodie gevonden van een Zwarte componist: ‘Welkom’ van Johannes Nicolaas Helstone, en daarop paste de tekst wonderwel. Dit voorstel werd echter afgekeurd en de melodie van De Puy werd gehandhaafd, en dat terwijl Helstone als een groter talent werd gezien.
Anton Leeuwin schreef een toelichting bij het werk van Trefossa, al was hij het niet eens met de keuze voor de melodie van De Puy: hij zou een mooi stuk schrijven over de componist wiens melodie niet werd gebruikt.
toelichting van Leeuwin bij het volkslied van Trefossa
brief van Leeuwin aan Trefossa - 22 april 1973
Leeuwin over de melodie van J.N. Helstone
landsverordening waarin het volkslied van Suriname wordt vastgelegd - 1959
De documenten over het volkslied, de dagboeken en diverse fotoalbums maken deel uit van de collectie van het Nationaal Archief Suriname.