Jean François Halfhide (Paramaribo, 13 juni 1793 – aldaar, 11 april 1854) was een Surinaamse meestermolenmaker en -timmerman. Hij verwierf bekendheid als bouwmeester van de Synagoge Neve Shalom in Paramaribo en als uitvoerder van vijftig woningen voor Nederlandse kolonisten op de plantage Voorzorg.
Jean François was de zoon van Andrew Anthony Halfhide, een Engelsman die zich in 1771 in Suriname vestigde, en Affiba, een tot slaaf gemaakte vrouw die in december 1796 samen met haar zoontje Jean François werd vrijgemaakt. Rond 1811 woonde Halfhide al met zijn gezin in Paramaribo. Op 5 november 1835 trouwde hij met Francina Maria van der Straten; zij hadden toen al acht kinderen, geboren tussen 1810 en 1831. Halfhide overleed in 1854, zijn echtgenote stierf in 1866.
Halfhide werkte als zelfstandig meestermolenmaker en -timmerman op plantages en in Paramaribo. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw van de stad na de grote branden van 1821 en 1832, al zijn slechts enkele projecten op naam bekend.
In 1833 besloot het bestuur van de Nederlands-Israëlitische gemeente een nieuwe synagoge te bouwen aan de Keizerstraat. Het bestuur vroeg timmerbazen Heyman en Halfhide om een ontwerp en prijsopgave. Hoewel het plan van Heyman aanvankelijk de voorkeur kreeg, mislukten de onderhandelingen over de prijs. Halfhide ging akkoord met een lager bedrag en kreeg de opdracht. Tussen 1835 en 1837 bouwde hij de synagoge met vijftig arbeiders. Tijdens de bouw werd het ontwerp uitgebreid met een portico, naar een plan van stadsbouwmeester Johan August Voigt. Halfhide voerde ook dit extra werk uit, opnieuw voor een scherpe prijs. In 1837 werd het gebouw opgeleverd, hoewel er nog een geschil over de meerkosten volgde, dat pas twee jaar later werd opgelost.
In 1845 werd Halfhide aangesteld voor de bouw van vijftig eenvoudige houten woningen op de gouvernementsplantage Voorzorg aan de Saramacca. Deze huizen waren bestemd voor protestantse Nederlandse boeren (Boeroes) uit Groningen die naar Suriname emigreerden. Eerdere plannen, waaronder een degelijk ontwerp van Voigt, werden afgewezen vanwege te hoge kosten. Halfhide bood aan de woningen te bouwen voor 500 gulden per stuk. De bouw begon in december 1844, maar door aanhoudende regen en logistieke problemen verliep de bouw traag. Toen de eerste kolonisten op 20 juni 1845 arriveerden, waren slechts 23 woningen gereed en deze bleken bovendien van slechte kwaliteit.