Op 22 februari 1757 brak op de houtplantage La Paix aan de rivier de Tempati een opstand uit. Binnen enkele dagen sloten alle tot slaaf gemaakten in het Tempatigebied zich aan bij de opstand. De zogeheten Tempati-opstand groeide uit tot de grootste slavenopstand in Suriname, waarbij zo'n 400 tot slaaf gemaakten de plantages ontvluchtten.
Samenwerking
De opstand was zorgvuldig voorbereid met hulp van Marrons, waarbij veel tot slaaf gemaakten zich bij hen aansloten. De Ndyuka bezetten wekenlang de Tempati-plantages, terwijl de Saamaka en Aluku in andere delen van de kolonie aanvallen uitvoerden.
Reactie koloniaal bestuur
De Tempati-opstand toonde de machteloosheid van het koloniale bestuur. Oud-bestuurders voorspelden in een brief aan de Sociëteit een rampscenario als de opstand niet werd onderdrukt. Ze vreesden gedood of tot slaaf gemaakt te worden en hun familie en bezittingen te verliezen. Tegelijkertijd wilde het bestuur de ernst van de opstand minimaliseren in de berichtgeving naar Nederland, uit angst investeerders af te schrikken.
Expeditie
Nadat de Ndyuka de plantages hadden verlaten, stuurde het koloniale bestuur een troepenmacht achter hen aan. Deze werd na een lange achtervolging door de Ndyuka verslagen. Onder druk van Gouverneur Crommelin besloot het bestuur de strijd tegen de Ndyuka op te geven, waarbij de Sociëteit koos voor vredesonderhandelingen.