In 1866, drie jaar na de afschaffing van de slavernij, stelde de Nederlandse regering met een nieuw regeringsreglement een vertegenwoordigend orgaan in voor Suriname: de Koloniale Staten. Dit orgaan bestond uit dertien leden, waarvan vier door de gouverneur werden benoemd en negen door de kiezers werden gekozen. Het kiesrecht was echter beperkt tot een kleine groep mannen die een minimum belastingbedrag betaalden; vrouwen hadden geen stemrecht.
In 1937 werd het kiesrecht verruimd. Statenleden werden nu gekozen op basis van census- en capaciteitskiesrecht. Mannen die ten minste een ULO-diploma (Uitgebreid Lager Onderwijs) hadden, mochten nu ook stemmen. Tien leden werden gekozen en vijf door de gouverneur benoemd. Daarnaast werd het vereiste jaarlijkse belastbare inkomen verlaagd en kregen vrouwen passief kiesrecht, wat betekent dat ze wel gekozen konden worden, maar nog niet zelf mochten stemmen.
Bij de Statenverkiezingen van 23 maart 1938 werd de sociaaldemocraat Grace Schneiders-Howard (1869-1968) de eerste vrouw die een zetel won in de Koloniale Staten van Suriname. Ze markeerde een historisch moment als pionier voor vrouwen in de Surinaamse politiek. Enkele dagen voor de verkiezingen werd in het nieuwsblad "De West" een oproep geplaatst om op haar te stemmen, waarmee haar kandidatuur actief werd ondersteund.
In 1948 werd het kiesrecht in Suriname ingevoerd voor zowel mannen als vrouwen, dankzij de inzet van Corry Tendeloo, lid van de PvdA in de Tweede Kamer. Zij diende een voorstel in om het woord 'mannelijk' uit de Staatsregeling van Suriname te verwijderen, waardoor vrouwen formeel stemrecht kregen. Dit kiesrecht was echter niet volledig algemeen, aangezien het niet gold voor marron- en inheemse gemeenschappen. Pas in 1963 kregen ook zij het recht om te stemmen.
In de eerste helft van de twintigste eeuw zetten verschillende Surinaamse vrouwen en vrouwenorganisaties zich actief in voor de emancipatie van vrouwen in Suriname, met bijzondere aandacht voor hun juridische positie, persoonlijke ontwikkeling en deelname aan de maatschappij. Een van deze organisaties was het Dames Comité, dat onder andere bestond uit leden van de Stichting voor Liefdadigheidsdoeleinden. Het doel van het Dames Comité werd op 27 februari 1949 door mede-initiatiefneemster Tine Putscher verwoord als: “het bespreken van de rol van de vrouw in verband met haar taak in de toekomst.”
Een prominente medewerker van het Dames Comité was Sophie Redmond, de eerste vrouwelijke creoolse arts in Suriname. Ter voorbereiding op de eerste algemene verkiezingen van 30 mei 1949 publiceerde het Dames Comité een artikel getiteld "De vrouw van toen en de vrouw van nu" in de krant "De West" op 21 februari 1949.
"Op 26 februari 1946 werd tijdens de eerste vergadering van vrouwen, bijeengeroepen door een ‘Dames-Comité’ in verband met de nieuwe rol die wij, Surinaamse vrouwen, in de maand mei van dat jaar zouden moeten vervullen, de wenselijkheid uitgesproken om in Suriname een vrouwenblad uit te geven." (Aurora, november 1949, nr. 1)
Dit citaat geeft inzicht in het streven van Surinaamse vrouwen in die tijd om hun stem en invloed te versterken, niet alleen in de maatschappij maar ook door middel van publicaties die hun positie en rol in de gemeenschap benadrukten. Het vrouwenblad zou dienen als een platform voor discussies over vrouwenrechten en hun nieuwe verantwoordelijkheden in het veranderende sociale en politieke landschap.
In het tijdschrift Aurora: het eerste Surinaams Maandblad voor de Vrouw werden de gangbare man-vrouwverhoudingen uitgebreid besproken. Aurora verscheen vanaf 1949 tot de laatste speciale editie in 1955, die werd uitgebracht ter ere van de dood van Sophie Redmond. Het blad was bedoeld voor alle vrouwen, ongeacht hun etniciteit, sociale status of leeftijd, en bevatte bijdragen van Hindoestanen, Creolen, Indonesiërs, Marrons, evenals inzendingen uit Nederland.
Het tijdschrift had een brede auteursgroep en stond open voor diverse perspectieven. Vaste bijdragers waren onder andere sociologe en SDAP-lid Hilda Verwey-Jonker, die schreef over maatschappelijke vraagstukken, en advocate Corry Tendeloo, Tweede Kamerlid voor de PvdA, die juridische kwesties behandelde. Sophie Redmond, de eerste vrouwelijke creoolse arts, verzorgde artikelen over gezondheidsvragen. Aurora fungeerde zo als een platform voor Surinaamse vrouwen om ervaringen en ideeën te delen en vormde een belangrijke bron van informatie en inspiratie voor hun emancipatie.
De eerste algemene verkiezingen in Suriname, gehouden op 30 mei 1949, markeerden een belangrijke mijlpaal in de politieke geschiedenis van het land. Waar voorheen alleen een kleine elite het recht had om te stemmen, konden nu door de invoering van het algemeen kiesrecht maar liefst 86.000 mensen hun stem uitbrengen, waaronder voor het eerst ook vrouwen.
Suriname kende een kiesstelsel waarbij het land was opgedeeld in verschillende kiesdistricten. Paramaribo kreeg tien zetels toegewezen. Van de 49 kandidaten die zich voor de stad kandidaat stelden, waren er vijf vrouwen:
A.R.M. Tjin A Die en A.A.J. Eygenberger-Gemmel (Progressieve Surinaamse Volkspartij)
G.R. (Grace) Schneiders–Howard (Onafhankelijken)
W.A.L. (Tine) Putscher (Dames Comité)
Baronesse van Lynden (Christelijke Sociale Partij)
In de overige elf kiesdistricten stelde slechts één vrouw zich kandidaat: L.F. Petri-Hedges Abrahams (Onafhankelijken) voor de kieskring Suriname II. In Paramaribo was De Nationale Partij Suriname (NPS), die voornamelijk werd gesteund door de creoolse gemeenschap, de grootste partij en won daarmee de verkiezingen van 1949. Deze verkiezingen speelden een cruciale rol in het verbreden van de politieke deelname van de Surinaamse bevolking, met name voor vrouwen.
Het algemeen vrouwenkiesrecht in Suriname werd pas in 1963 volledig gerealiseerd, toen ook marron- en inheemse vrouwen stemrecht kregen. Bij de verkiezingen van dat jaar werd Isabella Johanna Alyda Richaards (1904-1985) namens de Nationale Partij Suriname (NPS) gekozen in de Staten van Suriname. Daarmee werd zij de eerste vrouwelijke parlementariër (1963-1969) sinds de invoering van het algemeen kiesrecht in 1948.
De Surinaamse Dag van de Vrouw wordt gevierd op 14 mei, de datum waarop Richaards haar zetel in het parlement innam. Haar politieke carrière symboliseerde de vooruitgang voor vrouwen in Suriname en hun rol in de nationale politiek. Ter ere van haar nalatenschap is er een straat naar haar vernoemd in de Bijlmermeer, Amsterdam, wat haar historische betekenis verder onderstreept.