De vredesgesprekken tussen de Ndyuka en de Nederlanders waren niet uniek. Al in 1685 sloten Nederlandse kolonisten vrede met een groep Surinaamse Marrons die samen met de inheemse Caraïben tegen de kolonisten hadden gestreden. Na de vrede werden zij opgenomen in de Caraïbische gemeenschap.
In 1749 werd opnieuw vrede gesloten door het koloniale bestuur, deze keer met de Saamaka. Deze vrede werd echter al snel verbroken. Een langdurigere vredesovereenkomst werd in 1739 bereikt tussen Jamaicaanse Marrons en de Engelse kolonisten. Deze vrede diende als inspiratie voor zowel de Nederlanders als de Ndyuka tijdens hun eigen vredesgesprekken.
Een van de belangrijkste figuren bij de vredesgesprekken was Boston Band (ook wel: Boston Bendt of Benti Basiton). Er is weinig bekend over Bostons afkomst, maar het is waarschijnlijk dat hij als tot slaaf gemaakte van Afrika naar Jamaica werd gebracht. Ondanks dat tot slaaf gemaakten meestal bewust ongeletterd werden gehouden, leerde Boston Engels lezen en schrijven op Jamaica. In 1749 belandde hij op de Beerenburg-plantage in Suriname, waar hij een van de leiders werd van de Tempati-opstand. Later werd hij kapitein en uiteindelijk een opperhoofd bij de Ndyuka.
Boston geloofde in vrede en het belang van goede relaties met het koloniale bestuur. Daarom liet hij bij overvallen op plantages brieven achter waarin hij opriep tot vrede. Deze brieven overtuigden het koloniale bestuur om een diplomatieke missie naar de Ndyuka te sturen. Boston onderhandelde met afgevaardigden, adviseerde de opperhoofden en hielp bij het opstellen van het vredesverdrag. Na het sluiten van de vrede bleef Boston het contact met het koloniale bestuur onderhouden.
Hoewel de originele brieven van Boston verloren zijn gegaan, zijn delen ervan vertaald naar het Nederlands en bewaard gebleven in het archief van de Sociëteit van Suriname. Deze brieven zijn uniek omdat ze het perspectief laten zien van een voormalig tot slaaf gemaakte op een historisch keerpunt waarin hij zelf een belangrijke rol speelde.
De vredesonderhandelingen verliepen moeizaam, met veel wederzijds wantrouwen en onenigheid tussen Marrons en koloniale bestuurders. Desondanks bereikten de onderhandelaars in oktober 1760 een akkoord.
De kolonisten erkenden de vrijheid en autonomie van de Ndyuka. Ook beloofden zij wapens, werktuigen en levensmiddelen te leveren, zodat de Marrons niet langer hoefden te plunderen om te overleven. In ruil daarvoor werden de Ndyuka officieel bondgenoten van de Nederlanders en moesten zij helpen bij de strijd tegen andere Marrons. Ook stemden zij ermee in om ontsnapte tot slaaf gemaakten uit te leveren in ruil voor een beloning.
Lees hier het Vredesverdrag met de Ndyuka