De geschiedenis van Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog was met name gericht op het beschermen van de bauxietindustrie en het bewaken van de grenzen met Frans-Guyana dat tot 1943 deel uitmaakte van Vichy-Frankrijk. Vanaf november 1941 waren 2.000 Amerikaanse troepen gestationeerd in Suriname die vliegveld Zanderij veranderden in een grote vliegbasis, en verdedigingswerken aanlegden. Er vonden geen gevechten plaats in Suriname, maar er was een politieke crisis in 1943, omdat gouverneur Johannes Kielstra de noodtoestand gebruikte om politieke tegenstanders te interneren.
Suriname was in 1940 een kolonie van Nederland. Tijdens het begin van de Duitse aanval op Nederland in 1940 werd zij verdedigd door 200 soldaten van de Troepenmacht in Suriname en 180 vrijwilligers van de Schutterij. De soldaten van de Schutterij mochten niet buiten Suriname worden ingezet. Op 5 september 1939 vroeg de Goslar, een Duits schip, asiel aan in Suriname. Op 10 mei werd zij door haar bemanning tot zinken gebracht, en haar wrak is anno 2022 nog steeds zichtbaar in de Surinamerivier.
Suriname was een belangrijke producent van bauxiet hetgeen gebruikt wordt om aluminium, een noodzakelijk product voor de vliegtuigindustrie, te maken. Tussen 1940 en 1943 leverde Suriname 65% van de Amerikaanse import van bauxiet. Ongeveer 90% van alle aluminium werd gebruikt voor militaire doeleinden. Op 1 september 1941, drie maanden voor de aanval op Pearl Harbor, deed president Franklin Delano Roosevelt aan koningin Wilhelmina een aanbod om 3.000 soldaten in Suriname te stationeren. Het aantal troepen werd later bijgesteld tot 2.000 soldaten en ze werden onder het commando van de KNIL geplaatst. Nederland was verantwoordelijk voor de onkosten. De Schutterij werd uitgebreid en de dienstplicht werd ingevoerd. De Schutterij bestond uiteindelijk uit 5.000 man.
Vanaf november 1941 begonnen Amerikaanse soldaten te arriveren. In december 1941 werd een begin gemaakt om Vliegveld Zanderij om te vormen tot de grootste luchthaven van Zuid-Amerika. Het vliegveld diende om schepen en fabrieken te beschermen tegen aanvallen van U-boten.
Een tweede vliegbasis was wegens de Estado Novo van dictator Getúlio Vargas oorspronkelijk gepland bij de grens met Brazilië, maar in februari 1942 werd een wederzijds verdedigingsverdrag getekend tussen de Verenigde Staten, Brazilië, en Suriname.
De grens met Frans-Guyana, onderdeel van Vichy-Frankrijk, was zeer belangrijk en werd toevertrouwd aan de Schutterij. Op 16 maart 1943 koos Frans-Guyana de kant van de Vrije Fransen. In 1943 werden de Amerikaanse troepen vervangen door Puerto Ricanen.
Suriname had grote bauxietvoorraden, een belangrijk mineraal dat werd gebruikt bij de productie van aluminium, een essentieel materiaal voor de oorlogsindustrie. De Verenigde Staten waren geïnteresseerd in de toegang tot deze strategische grondstof en sloten in 1941 een Lend-Lease-overeenkomst met Nederland voor de exploitatie van bauxiet in Suriname.
In 1939 richtte de Surinaamse regering samen met de Amerikaanse aluminiumbedrijven Alcoa en Reynolds het Bauxiet Instituut op. De productie van bauxiet werd aanzienlijk opgevoerd om aan de groeiende vraag van de geallieerden te voldoen.
Vanwege de strategische ligging van Suriname in het Caribisch gebied, vestigden de Amerikaanse troepen in 1941 een militaire basis in Suriname om de bauxietproductie en -transport te beschermen. De basis werd Zandery genoemd en later hernoemd tot Zanderij.
Tijdens de oorlog werden enkele duizenden vluchtelingen uit bezet Europa naar Suriname gebracht en ondergebracht in geallieerde vluchtelingenkampen. Deze kampen werden opgezet om mensen te beschermen tegen de oorlogshandelingen in Europa.
De oorlogsactiviteiten en de vraag naar bauxiet zorgden voor een economische bloei in Suriname. De bauxietindustrie floreerde, wat leidde tot meer werkgelegenheid en economische groei.
Oorspronkelijk was er een grote joodse gemeenschap in Suriname. In 1942 arriveerde een groep van 1.000 Franse joden die naar Portugal waren gevlucht, en toestemming hadden gekregen om naar Suriname te emigreren. Meer transporten volgden later.Tijdens de 2012 census in Suriname, identificeerden maar 181 personen zich als joods.
De Surinaamse bevolking steunde de oorlog, maar de meerderheid was niet van plan vrijwillig mee te vechten.Er waren ongeveer 400 vrijwilligers die wilden deelnemen aan de Prinses Irene Brigade. De legerleiding had etnische zorgen en de relatie met Zuid-Afrika, waar mee was afgesproken dat Nederlandse Zuid-Afrikanen mochten dienen in het Nederlands leger, resulteerde in het niet aannemen van het aanbod in 1941. Desalniettemin hadden 15 vrijwilligers van Suriname deelgenomen aan de Operatie Overlord. In 1944 en 1945 hebben ongeveer 450 tot 500 vrijwilligers meegevochten in de KNIL in Azië. Ongeveer 200 Surinamers hadden gediend in de koopvaardij.
Op 6 december 1942 hield koningin Wilhelmina een toespraak over de noodzaak tot reëvaluatie van de relatie met de koloniën. De toespraak was voornamelijk bedoeld om Indonesië binnen het Koninkrijk te houden, maar het werd goed ontvangen in Suriname, en leidde uiteindelijk in 1954 tot Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden waarin Suriname een land binnen het Koninkrijk werd.
Gouverneur Johannes Kielstra gebruikte onderwijl de noodtoestand om zijn macht te vergroten en de Staten van Suriname buitenspel te zetten. Hij begon zijn autoriteit tegen politieke tegenstanders te gebruiken. Onder anderen Eddy Bruma en Otto Huiswoud werden gearresteerd en gevangen gezet zonder proces. Op 23 juli 1943, petitioneerde Wim Bos Verschuur, een lid van de Staten, koningin Wilhelmina om Kielstra te vervangen. Op 30 juli werd Verschuur zonder proces gearresteerd en geïnterneerd. Vervolgens dienden alle gekozen leden van de Staten hun ontslag in en blokkeerden daarmee de mogelijkheid om wetten aan te nemen. Op 28 december werd Kielstra eervol ontslagen door het Londens kabinet. Kielstras optreden stond tamelijk haaks op Wilhelminas toespraak, uit haar Londense ballingsoord. Deze raakte zeker bekend in Suriname, maar er was ook grote onzekerheid over wat dit alles precies voor Suriname zou gaan betekenen. Er waren geen politieke partijen in het land, hoewel in theater Bellevue in Paramaribo spoedig zich zoiets als een politieke beweging 'Unie Suriname' vormde, waar drukbezochte vergaderingen gehouden werden.