Coronie is een district van Suriname, gelegen aan de kust. De hoofdstad van Coronie is Totness. Het district grenst in het noorden aan de Atlantische Oceaan, in het oosten aan het district Saramacca, in het zuiden aan het district Sipaliwini en in het westen aan het district Nickerie.
Plantage Moy, 19e eeuw
een foto van de raket lancering
Tot aan de 18e eeuw was Coronie een gebied zonder significante menselijke nederzettingen. Plantages werden er niet gevestigd vanwege de kwetsbaarheid voor zeerovers vanaf de zee, terwijl in het oosten van het land, waar Fort Nieuw-Amsterdam voor bescherming zorgde, voldoende vruchtbare grond beschikbaar was. De Surinamekolonie beperkte zich voornamelijk tot de rivieren Suriname en Commewijne, en hun zijrivieren.
Tegen het jaar 1800 begon de situatie in Europa enigszins te stabiliseren, wat het gevaar voor overvallen verminderde. Ook werden de oostelijke delen van de kolonie steeds vaker geteisterd door aanvallen van Marrons. In 1808 begon de Schot Alex Cameron met de oprichting van de eerste plantage in Coronie, waar het huidige Burnside zich bevindt. Op dat moment stond Suriname onder Brits gezag, en meer Schotten volgden hem, vooral vanuit Grenada, waar de landbouwgronden waren uitgeput.
Coronie telde verscheidene plantages, zij het voor kortere of langere periodes, van oost naar west: Bethanië, Bethel, Penel, Palestina, Inverness, Hamilton, Welgelegen, Hague, Moy, Persévérance, Cardrosspark, Bellevue, Mary's Hope, Totness, Friendship, Bantaskine, John, Belladrum, Johanna Maria, Novar, Clyde, Leasowes, Sarah, Burnside, Hope, Oxford, Potosie, Bucklebury, Waltonhall. Deze plantages waren voornamelijk gewijd aan de katoenteelt en boden uitzicht op de zee. Ze waren met elkaar verbonden door een schelpenpad, waarover ossenkarren reden.
In eerste instantie was Coronie onderdeel van het district Nickerie, waarbij het huidige Nickerie bekend stond als "Neder-Nickerie" en Coronie als "Opper-Nickerie" of "de Zeekust". Op 10 oktober 1851 werd Coronie als zelfstandig district afgesplitst en vernoemd naar de militaire post Corona, gelegen tussen de plantages Friendship en Bantaskine, die zijn naam weer dankte aan de Coronakreek.
Zending en missie hebben hun stempel gedrukt op Coronie in de vorm van diverse kerken en scholen. De Evangelische Broedergemeente (EBG) had zendingsposten op de plantages Clyde (Salem), Totness en Hamilton. De katholieken hadden missieposten op de plantages Cardross Park, Welgelegen, Mary's Hope en Burnside.
Na de afschaffing van de slavernij in 1863 werden de meeste plantages opgedeeld en verkocht aan voormalige slaven, die zich richtten op kleinschalige landbouw. De kokoscultuur en het houden van varkens, gevoed met kokosvlees, waren aanvankelijk belangrijk, maar met de tijd namen deze activiteiten af vanwege ziekten en veroudering.
In 1965 trok Coronie internationale aandacht vanwege de lancering van vier onderzoeksraketten, één op 18, 21, 24 en 27 september. Deze lanceringen werden uitgevoerd door Nederlandse deskundigen die speciaal waren opgeleid door NASA. Ze vonden plaats op een speciaal gebouwd lanceerplatform, een eenvoudig betonnen blok van 20x20 meter. Het onderzoek, een samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en het KNMI, richtte zich op zwaartekrachtmetingen en de studie van windstromen in hogere luchtlagen. De enorme belangstelling van de lokale bevolking, die niet door de enige politieagent in het district onder controle kon worden gehouden, leidde tot de inzet van het koloniale leger om de raketten dag en nacht te bewaken.